De rode schoentjes

De schoenmaker kwam maar niet in slaap die avond. Hij staarde naar het plafond, haalde diep adem en liet af en toe een zucht ontsnappen. 

“Wat is er met je?” vroeg zijn vrouw. “Je ziet er bezorgd uit. Veeleisende klanten gehad?"

“De gravin.”

“Dat nare hooghartige mens?” Martha was rechtop gaan zitten. “Wat wil ze van ons?”

“Rode schoentjes. Voor haar dochter, Heloise.”

“Voor dat verwende nest? Die is al even erg als haar moeder. Ze laten daar op het kasteel iedereen naar hun pijpen dansen. En daarbuiten trouwens ook.”

”Het is voor haar verjaardagsbal. Ze wordt zestien binnenkort. Ik gun het haar wel, dat is het probleem niet. Maar ik heb slechts een week gekregen. En rood leer heb ik niet. Ik zal het morgen moeten halen. Dat kost me een hele dag werk.” 

“Laat mij maar gaan,” zei Martha. Ze keek van hem weg, uit het raam, naar een winkel met ‘Mefisto’ als uithangbord. Met een vals lachje dat de schoenmaker niet zien kon. “Dan kun jij alvast met de zolen beginnen, morgen. Ga nu maar slapen, Theo, je hoeft je geen zorgen meer te maken.”


“Dat heb je ook snel gedaan..,” zei de schoenmaker de volgende ochtend. “Waar ben je geweest?  heeft iemand je een paard geleend?” 

“Ik ben met de vrouw van de smid meegereden,” zei ze, terwijl ze naar het raam liep en het werktuigelijk begon af te stoffen. "Ga jij nou ook maar aan de slag. De kabouters doen het niet.”


Het leer was mooi rood geverfd, het leek haast te gloeien, voelde warm aan.

De schoenmaker liep er zijn werkplaats mee in en ging aan het werk.

“Wat een mooie stof Pa, wat ga je daarvan maken?” vroeg zijn dochter Karen. 

“Dansschoentjes voor Heloise, de dochter van de graaf. Ze wordt zestien binnenkort.”

Karens gezicht verstrakte.  

“Voorzichtig Karen, niet zo hard knijpen in het leer. Ik moet het nog bewerken.”

“Die maat is niet goed,” zei ze, ineens weer met een vriendelijk gezicht. Ze wees naar de houten binnenschoen die als model op tafel lag. “Zesendertig heeft ze.”

“Achtendertig is wat de gravin mij zei?”

“Nee, dat heb je vast verkeerd gehoord. Adelijke meisjes van die leeftijd hebben maat zesendertig. Maak er alstublieft geen boerinnetje van, daarmee zouden we de gravin schofferen.”

“Ojee, was me dat een blunder geweest. Vind je het mooi, die rode stof? Het spijt me dat ik er niet genoeg van heb. Dan had ik er ook voor jou een paar van kunnen maken. Het kost een fortuin die stof, wat ik niet heb.” Karen bleef stil.

“Jouw laarzen zijn verder wel van hele goede kwaliteit,” zei Theo met een pijnlijk lachje. “Ik heb er echt mijn best op gedaan.” Karen keek hem niet aan, liep zonder iets te zeggen de kamer uit. Theo sloeg een zucht, kon een traan maar net bedwingen, en ging tenslotte weer aan de slag. Want hij had een opdracht en hij moest voor brood op de plank zorgen bovendien. 


Verstopt in een oud muizenhol keken twee kabouters zorgelijk toe. 

“Die arme schoenmaker heeft niets in de gaten,” zei het vrouwtje met de groene puntmuts. “Als we niets doen zal Heloise die duivelse schoenen van Mefisto krijgen. Voor eeuwig moeten dansen.”

“Heloise niet. Zijn dochter Karen. Die heeft er haar oog op laten vallen.”

“Theo zal er hoe dan ook niet gelukkig van worden. Wat moeten we doen?”

“Nog niets. Karen zal er van leren en er uiteindelijk beter van worden. We zullen ze daarbij helpen, later.”


Theo had de schoenen af. Hij had de hele dag doorgewerkt en ging met een voldaan gevoel naar boven. De volgende morgen zou hij ze zelf naar de gravin brengen. 

Zodra hij de deur van de slaapkamer dicht had geslagen, liep Karen op haar tenen naar beneden, de werkplaats in; ze keek smachtend naar de mooie rode schoenen. O wat waren ze prachtig geworden. Ze pakte ze met trillende handen op en deed ze aan haar voeten. 

“Neeeee!” klonk het in de deuropening. Martha schreeuwde het uit. “Domme gans, die waren niet voor jou bedoeld! Trek ze uit!”

Maar Karen luisterde niet. Ze keek met een verliefde blik naar de rode schoenen en praatte in zichzelf. “Wat zijn ze mooi geworden. Ik doe ze nooit meer uit. Ik kan wel dansen van geluk. Oh wat heb ik ineens zin om te gaan dansen.” Al dansend bewoog ze naar buiten. Haar moeder zakte in de deuropening ineen. Ze greep naar haar borst, stootte een kreet van pijn uit en rende daarna naar de dorpspriester in de hoop dat biechten haar dochter zou verlossen. 


Theo kwam de trap afhollen. Hij zag Karen in de verte dansend, met blinkend rood aan de voeten. Hij keek vragend in het rond, maar er was niemand in de buurt die hem vertellen kon wat er aan de hand was. Zijn blik bleef hangen bij het uithangbord van Mefisto. Het zou toch niet? Hij kreunde en sloeg zijn handen over de ogen. Met lood in de schoenen liep hij naar Mefisto’s winkel voor alchemie.

Vanachter de toonbank keek een mannetje met rode ogen, puntige oren en een sik hem nieuwsgierig aan. 

“Wat brengt jou hier, schoenmaker?”

“Dansende schoenen,” zei hij met een bibberende stem. “Wat is ermee en hoe kom ik er vanaf?”

“Ik zag Karen voorbij komen zwieren, maar had een ander verwacht. Heloise. Ach, mij is het om het even.” Hij sprak emotieloos, hard en kil. “Je dochter zal op de proef worden gesteld. De schoenen zullen haar naar drie onderaardse kastelen brengen. Drie avonden op rij zal ze er met mijn zonen, de prinsen van de onderwereld, mogen dansen in zalen vol pracht en praal. Driemaal krijgt ze de keuze om daar tot aan het einde der tijden te mogen dansen, badend in luxe, of arm maar eerlijk terug te mogen keren naar een werkend leven. Jouw leven.” Hij knipperde geen enkele keer met zijn ogen terwijl hij sprak. “Is er hier nog iets anders wat je nodig hebt schoenmaker?”

Theo schudde zijn hoofd, hij verliet bleekjes het pand.


De schoentjes brachten Karen al dansend buiten de stadsmuren, naar plaatsen waar ze nooit eerder was geweest. Een laan met bronzen bomen in een diep dal leidde haar naar de poort van de onderwereld. Edelstenen verlichtten de statige muren en brachten haar naar een grotzaal waar prachtige muziek uit klonk. Daar op een troon zat een knappe prins en om hem heen danste zijn hofhouding, met gouden bekers in de hand, drinkend en lachend. De prins wenkte haar met een uitgestoken hand en zij dansten de hele nacht. Vroeg in de ochtend klonk er een bel. De paartjes gingen uiteen en trokken zich terug in de spelonken. De prins met de vurige ogen boog nog eenmaal voor haar. “Zien we je vanavond terug, schone vrouwe? Dans met ons alsof je leven er van afhangt. Dans drie volle nachten met ons, dan mag je hier voor altijd blijven. Nooit meer terug naar de bovenwereld van pijn en verdriet, van werken tot de dood.” Karen danste terug naar huis. Ze deed haar schoenen uit en nam ze mee het bed in, zodat niemand ze van haar af kon pakken. Ze sliep de hele dag door. 

Tegen het vallen van de avond werd ze wakker. Theo kwam naar boven met de twee kabouters achter zich aan.

“Avond Pa,” zei Karen.” Ik heb je bedrogen. Het spijt me. Maar het spijt me ook weer niet. Ik moest die schoenen hebben. Het is hun schuld. Ze zijn ook zo mooi… wat heb je dat fantastisch gedaan. Ik kan niet wachten om er weer mee uit dansen te gaan!” Ze keek verliefd naar de schoenen in haar handen. “Wie zijn dat, achter je? Heb je hulpjes gekregen? O ik wist wel dat je een goed karakter had. Alleen dan komen de kabouters. O het spijt me zo dat ik je schoenen heb gestolen. Maar ook weer niet. Helpen zij je om nieuwe te maken voor Heloise? Nu gun ik het haar wel. Als ik maar dansen mag, met mijn prinsen. Kun je niet mee gaan vader? Naar de kastelen in de veilige grotten. waar het leven beter is? Je werkt en werkt maar en als je dat niet meer kan doen later, zul  je oud en ziek zijn. Kom toch feesten met ons.”

“Nee kindje, ik hou toch van mijn werk? Laat mij maar draaien aan de bank en mooie dingen maken. En 's avonds rusten. Voor jullie zorgen. Maar wat is dat met die onderaardse kastelen? Het zijn de zonen van Mefisto die daar de scepter zwaaien. Die hebben niet veel goeds in de zin. Laat je toch niet verleiden door de weelde en hun mooie woorden. Wat als je daar tot in de eeuwigheid moet dolen? Ik gun je heus je feestjes wel op zijn tijd, en dansen kun je hier hier ook. Maar met die duivelse prinsen elke nacht, je zou er je ziel verliezen.”

“Welnee vader, ik word er juist zielsgelukkig van. Ik kan aan niets anders meer denken. Maak je toch geen zorgen. Vanavond ga ik weer uit. Ik moet nog eten, eigenlijk, maar dat doe ik daar wel, onder het dansen.”

“En je school dan. En je vrienden hier?” 

Karen hoorde hem niet meer. Ze bleef maar naar haar schoenen staren.

“Waar is mama trouwens?”

“In het klooster,” verzuchtte Theo.

Ook dat ging langs haar heen. Ze reageerde niet, wreef over haar schoenen, deed ze tenslotte aan en danste het huis uit. 


Ze danste over de velden en in de bossen. Een laan van zilveren bomen bracht haar naar de poort van de onderwereld. De tweede grotzaal was nog mooier dan die van de eerste avond, met zijn zilveren pilaren en de dansers met hun zilveren kledij. Karen danste er de hele nacht met de prins. Ze kon haar geluk niet op. “Zul je nog eens komen voor een derde nacht?” vroeg de prins. 

“Natuurlijk!” zei Karen. “En daarna voor altijd!”


De derde avond smeekte Theo haar te blijven.

“Maar kom dan toch met me mee,” zei Karen. “Dan blijven we bij elkaar, voor altijd. Maak voor jezelf ook een paar schoenen met Mefisto’s magie, en dans weg uit deze ellende. Je zult me dan vanzelf weer vinden. Oh wat zijn ze toch mooi, mijn rode schoentjes en wat kan ik er toch fijn mee dansen. De rest van mijn leven. Ik zou niet anders willen.” 

Theo stak zijn handen naar haar uit maar Karen nam hem niet langer waar. Niets of niemand kon haar nog tegenhouden. Als in een droom danste zij de nacht in, dit keer via een gouden laan en de grotzaal fonkelde in gouden kleuren. 

De volgende ochtend kwam zij niet meer terug.


“Wanhoop niet edele schoenmaker. Wij zullen je zeggen wat te doen,” zeiden de huiskabouters.

“Karen zal spijt krijgen van haar keuze, want voor eeuwig in die grotzalen moeten dansen, op steeds dezelfde muziek, waar de demonen haar geen rust zullen gunnen, zal haar een kwelling worden. Maak een nieuw paar dansschoenen voor je dochter. Leg je hart en ziel er in, zonder duivelse kunsten. Laat alles handwerk zijn, van de stof tot de vorm. Met de nieuwe schoenen ga je naar de onderwereld en daar biedt je ze Karen aan. Ze zal moeten kiezen tussen de duivelse schoenen of die van jou. Leg er genoeg liefde in en ze zal voor jouw handwerk kiezen, waarmee ze de hel verlaten kan. Wij zullen zolang op je winkel passen en je klanten helpen. Zie, we hebben de schoenen voor Heloise zelfs al af.”


De schoenmaker ging meteen aan het werk. Hij deed alles zelf, van het looien van het leer tot het verven van de stof. Het moesten aardse schoenen worden, die haar stevig op de been hielden, en daarom maakte hij de grondkleur fluweel bruin; maar de schoenen zouden ook een vleugje van de hemel krijgen omdat Karen zo van dansen hield, en daarom gaf hij ze deels blauwe tinten. Nee, dat alles was nog niet vrolijk en levenslustig genoeg, het ontbrak nog aan gele bloemen in een groen boeket, een ontluikend lente, en daarom bracht hij ook die kleuren aan. 


Hij had er wekenlang aan gewerkt, nog nooit zoveel tijd besteed aan een paar schoenen. 

“Wat zijn ze mooi geworden!” zeiden de kabouters. “Het is tijd. Laten we gaan. Wij zullen je naar de onderwereld brengen.“

Ze liepen door een kloof waar zwart geblakerde bomen groeiden; overal brandden vuren. Ze moesten voorzichtig lopen om de gloeiend hete kooltjes te ontwijken die her en der op het pad lagen. Aan het einde van het dal, versluierd door rook en besmeurd met teer, bevond zich een reusachtige poort. Er was geen bewaker, want wie zou er nu de hel willen bestormen? En degenen die er voor straf terecht waren gekomen, werden door onzichtbare ketens vastgehouden. De zonen van Mefisto bestuurde ze als marionetten. De drie prinsen keken vreemd op toen ze de schoenmaker binnen zagen komen in hun troonzalen.

“Wat kom je hier doen, vreemde vogel, jij hoort hier niet,” zie de oudste zoon.

“Ik kom mijn dochter halen,” zei Theo met geheven hoofd. De angst die hij eerder voor de duivel had, was verdreven door het brandend verlangen om zijn dochter thuis te brengen.

De duivelszonen begonnen te lachen. “Denk je dat ze die eenvoudige aardse schoenen verkiest boven het helse rood van onze vader? Ga je gang beste man, probeer het en laat ons lachen. Karen, kom eens hier, je arme vader heeft je een ruil te bieden. Wil je je prachtige rode schoenen, dat verlokkende stralend vuur waar iedereen jaloers naar kijkt, weggeven voor lieftallig gepruts? Ach hij heeft er wel zijn best op gedaan, dat zie ik wel, het is aardig handwerk - voor een arme ziel althans. De vonken zullen er niet bepaald van af vliegen als je ermee danst. Zeg het maar Karen, welke heb je liever?”

Karen had tranen in haar ogen staan. “Het spijt me zo papa. Ik zit hier vast. Ben gedwongen om elke nacht te dansen tot ik er dood bij neerval. Maar sterven gaat hier niet, dus we moeten door, alsmaar door. Ik mis de zon, de aarde onder mijn voeten, de groene natuur. Mijn familie en vrienden. Kwam je hier voor mij? Ga toch snel terug naar huis papa, het is hier niet goed voor jou. Wat heb je daar? Laat eens zien. Oh, wat heb je dat mooi gemaakt. Ze zijn bijna net zo mooi als mijn rode schoenen. Maar ik hou toch zo van mijn rode schoentjes, ik zou ze voor al het goud van wereld niet willen ruilen.” Ze keek weer verliefd naar haar voeten. Daarna keek ze nog eens naar het nieuwe paar. Aandachtig. Ze stak haar armen uit. Theo overhandigde het paar met trillende handen. Ze hield ze voor haar borst en draaide ze nog eens om zodat ze alle kanten goed kon bekijken. “Bijna net zo mooi,” mompelde ze. “Net zo mooi. Je hebt jezelf weer eens overtroffen. Hoe doe je dat toch? Dit paar sprankelt van het leven. Ik zou ze wel eens willen proberen…”

En tot afgrijzen van de duivelszonen, ze keken met grote ogen toe en wisten niets meer uit te brengen, wisselde Karen van schoenen. 


Ze kreeg een blos terug op haar witte gelaat en haar ogen begonnen weer te stralen. Het was alsof er geen onzichtbare ketenen meer om haar enkels zaten. Ze begon te dansen, maar koos nu haar eigen bewegingen en zong haar eigen lied. Ze danste naar buiten, de blauwe lucht tegemoet.