Het verhaal van La Befana

de goede kerstheks

Tweeduizend en nog eens honderd jaar geleden volgden drie koningen uit het oosten een ster die laag aan de hemel stond boven een kribbe in een stal te Betlehem. Zij waren op weg om eer te bewijzen aan het pasgeboren kind dat de wereld nieuw geloof zou brengen. De reis was lang en niet zonder gevaren. Ze wandelden alleen, nederig als pelgrims, zonder hofhouding, zonder soldaten. Ze brachten de nachten in de open lucht door om een te worden met het land; maar als het weer bar en boos was, zochten zij hun heil in de dorpen. Het was op een van die dagen, het was koud en het bleef maar sneeuwen, dat zij een vrouw ontmoetten die later in de volksverhalen bekend zou worden als “La Befana.” 


De straten in het bergdorp waren uitgestorven, slechts een enkele vrouw was er nog aan het werk. Ongestoord ging zij door met haar zelfopgelegde taak. Ze veegde de sneeuw van de straten en pleinen. De drie koningen keken haar van een afstand bewonderend toe. Ze had zojuist de laatste tegel schoongemaakt. Het sneeuwde nog steeds. Morgenochtend zou ze weer opnieuw moeten beginnen. Ze zagen haar licht gebogen met haar bezem over de schouder naar het kerkhof lopen. Dat deed ze elke avond. Op een klein graf schikte ze enkele bloemen opnieuw en stak een kaarsje op. Liefdevol schoof ze met haar hand de sneeuw van het naambord van haar kind. Ze slaakte een zucht en staarde omhoog, naar de vreemde nieuwe ster die haar tegemoet straalde en de nachten minder donker maakte dan ze eerder waren geweest. De ster verlichte het graf met een van haar stralen. Ze maakte een buiging en dankte de ster. Ze zag dat andere stralen een plaats in het dorp leken te raken. Wat had dat te betekenen? Ze volgde het licht, maar hield vlak buiten het kerkhof plotseling de pas in toen ze zag dat de stralen bij drie vreemdelingen eindigden. Het konden geen kwade mensen zijn, dacht ze, als de ster die het graf van haar kind verlichtte ook hen de weg leek te wijzen. 


"Goedenavond vreemdelingen. Ik weet niet waar u vandaan komt, maar ik zie dat jullie de zegen van de ster hebben. Het is koud hier buiten en jullie zullen wel hongerig zijn. Wij hebben geen herberg in ons dorp, maar ik kan jullie vannacht mijn eigen woning bieden.”

“Dank goede vrouwe. Wij zijn inderdaad moe van het reizen. Wij zijn Caspar, Melchior en Balthasar.” Bij de laatste naam wees hij naar zichzelf. 

“Wij komen uit het oosten en volgen de ster,” zei Caspar. “Om het kerstkind onze eer te bewijzen.”

“Een engel vertelde mij daarover in mijn dromen,” zei La Befana terwijl ze een kruis sloeg. “Een kind dat hoop en vrede zou brengen, verdriet met vreugde kon verdrijven. Ik wilde dat graag zien met eigen ogen, hem verwelkomen in onze wereld, maar ik kan hier niet weg uit mijn dorp. Niet weg bij mijn kind en niet weg van mijn taken.”

“Wij zullen namens u gaan en uw woorden overbrengen,” zei Melchior. 

La Befana knikte dankbaar. “Kom nu, het wordt al maar kouder. Laten we naar binnen gaan.”


La Befana behandelde haar gasten als vorsten, terwijl ze dacht dat het slechts arme mensen waren. Ze maakte een grootse maaltijd klaar, terwijl ze zelf maar weinig voorraden had; ze liet het haardvuur hoog opvlammen, hoewel ze niet veel hout had liggen; en ze gaf Balthasar, Melchior en Caspar extra dekens die ze normaal gesproken zelf gebruiken zou. 


De volgende ochtend, vlak voor dat ze hun tocht wilden voortzetten, haalde La Befana de jassen van haar gasten tevoorschijn. Uit een van de jassen viel een ketting met een koninklijk embleem. Ze schrok en knielde bevend neer. “Maar ik wist niet dat u van hoge afkomst was en ik had zo weinig te bieden.”

“Buig toch niet voor ons, wij zouden voor u moeten knielen, u die het weinige wat ze heeft met vreemdelingen deelt. Die s’avond in de kou nog in de straten werkt, voor niets en toch voor iedereen. Sta op Befana. Wij zijn drie koningen uit het verre oosten en niet zonder macht. Geef ons uw bezem. Met wierook, goud en mirre zullen we hem zegenen en u daardoor onsterfelijk maken. Dit zijn onze gaven: wierook voor bezieling, goud voor edel karakter en mirre voor geneeskracht. Dit is wat we u graag terug willen geven. Dat u tot het einde der tijden uw schone werkzaamheden voort kan zetten, de wereld elke dag weer een beetje mooier kan maken. U hebt ondanks uw zorgzaam hart uw kind verloren. Laat dan alle kinderen van de wereld uw kinderen zijn en geef hen die het verdienen een teken van uw moederliefde.”


Daarna knielden de drie koningen voor La Befana en gaven haar de bezem terug. Vol ongeloof staarde ze hen na toen ze de weg vervolgden, die de ster hen toonde.


Ze pakte de bezem op en keek er met verwondering naar. Ze voelde de krachten in haar over stromen, kreeg een sterke drang om er mee aan de slag te gaan, intenser dan ooit tevoren. Ze ging weer door de straten, maar dit keer als een wervelwind, duizelingwekkend snel. Het dorp had er nog nooit zo mooi uitgezien. De grond die ze met haar bezem bewerkte, kreeg een betoverende gloed. 


Het volgende jaar op drie koningen dag, en alle jaren die nog volgen zouden, liet ze overal spijzen en cadeautjes achter om haar edele bezoekers van weleer te gedenken.


Zo bracht ze schoonheid en vreugde in vele gezinnen, wat ook haar eigen hart sneller deed kloppen.